De Familie van Makkum (T)
De Familie van Makkum
Het geslacht Andringa van Makkum, uitgestorven in de 19e eeuw, dankt haar naam aan een Andringa-sate te Akkrum. Niet aan de oude sate met die naam (stemnr. 19), maar aan stemnr. 56. Deze ligt aan de overzijde van de Boorn en staat in de 18e eeuw ook als ‘Andringa saete’ bekend.
Het is opmerkelijk dat bij deze sate een stuk miedland hoort, dat achter het land van de ‘oude’ Andringa-sate ligt. Toch lijkt het me onvoorzichtig om op grond hiervan te concluderen dat beide Andringa sates aan weerskanten van de Boorn ooit één geheel vormden. In 1563 is Tyaert Watties (vgl. 83) eigenaar van de sate. Door het huwe-lijk van zijn dochter Anna met Keimpe Sjoerds Wiarda komt deze aan de Wiarda’s. In 1640 staat hij op naam van hun zoon Sjoerd Keimpes Wiarda. Van deze Sjoerd (die in datzelfde jaar testeert) is het bezit overgegaan op de kinderen van zijn – dan al overleden – dochter Antie Sjoerds Wiarda bij Sake Hoites. Het is in dit verband leuk te vermelden dat er nog in 1767 (zie T12) een stuk zilverwerk in de familie is met de inscriptie S:H A:S:W. Van de kinderen van Sake en Antie noemen we: Keimpe Sakes, in 1673 gehuwd met Beits Tierdts; Teth Saekes, de vrouw van Willem Meinderts (Nijdam) en Lipck Saekes, vrouw van Eelke Taeckes. In 1698 is stemnr. 56 voor het grootste deel eigendom van de kinderen van Eelke en Lipck. Nageslacht van de zoon Taecke Eelkes – die van Akkrum naar Makkum verhuisde – bezit nog in 1748 een zevende part van de sate. Bij een verkoop in 1708 en in een inventaris van 1770 vinden we de sate met de naam Andringa genoemd. Dan blijkt tevens dat bij de sate een gestoelte in de kerk hoort.
De familie is katholiek. Sedert de vestiging in Makkum is het beroep veelal wolkammer. In 1748 duikt de achternaam voor het eerst in de familie op en deze wordt sindsdien vrij regelmatig gebruikt.